Schattingsbesluit gecodificeerde richtlijn medisch arbeidsongeschiktheidscriterium (MAOC). / Whiplash
Rechtspraak.nl - 19-05-2009.
(zie verder uitleg richtlijnen MAOC)
Datum uitspraak: 29-04-2009 Datum publicatie: 12-05-2009
Rechtsgebied: Sociale zekerheid Soort procedure: Hoger beroep
LJN: BI3391, Centrale Raad van Beroep , 08/3815 WAO
Inhoudsindicatie: Herziening WAO-uitkering. De Raad kan zich niet verenigen met de opvatting van appellante dat door het Uwv in strijd is gehandeld met de in de artikelen 3 en 4 van het Schattingsbesluit gecodificeerde richtlijn medisch arbeidsongeschiktheidscriterium (MAOC). Geen redenen om meer beperkingen aan te nemen.
De Raad kan de bezwaarverzekeringsarts volgen in diens overweging dat, nu het neuropsychologisch onderzoek behoudens ten aanzien van volgehouden aandacht (eentonige handelingen) geen afwijkingen laat zien en de aandachtsflexibiliteit en de trial and error test normaal waren, het aspect aandacht daarmee in de FML terecht niet beperkt is geacht.
De Raad kan appellante niet volgen in haar stelling dat de verzekeringsartsen de voorheen aangenomen urenbeperking in strijd met de Standaard verminderde arbeidsduur hebben laten vervallen. Appellante is in staat geacht door de bezwaararbeidsdeskundige voorgehouden functies te vervullen.
Toelichting op de richtlijn medisch arbeidsongeschiktheidscriterium (MAOC):
Voor het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering is het niet nodig dat er lichamelijke afwijkingen zijn aangetoond. Ook wanneer die niet zijn aangetoond moet de verzekeringsarts zorgvuldig onderzoeken of er sprake is van stoornissen, beperkingen en handicaps.
Stoornis wordt gedefinieerd als: "vermindering of verlies van lichamelijke of psychische structuur of functie.? In de toelichting op deze definitie staat: "Dit impliceert dat manifestaties van verlies van structuur (biomedische en psychische afwijkingen) en functieverlies (klachten) gelijkwaardige symptomen zijn.?
Op grond van deze definitie kan er niet aan worden getwijfeld dat er bij whiplash sprake is van stoornissen. Volgens de richtlijn kunnen klachten zowel als uiting van stoornissen, maar ook als uiting van beperkingen gezien worden (pagina 11).
Beperking wordt gedefinieerd als: "Vermindering of verlies van normale gedragingen en activiteiten als gevolg van een stoornis.?
Handicap wordt gedefinieerd als: "Vermindering of verlies van normale sociale rovervulling als gevolg van een stoornis of beperking.?
In de praktijk blijken helaas niet alle verzekeringsartsen te keuren conform de (strekking van) de richtlijn.
U kunt zelf nagaan of in uw geval de verzekeringsarts zich aan de richtlijn heeft gehouden, door na te gaan of hij is uitgegaan van de in de richtlijn vermelde uitgangspunten (zie hieronder) en of hij tot zijn conclusie is gekomen volgens de methode zoals die in de richtlijn beschreven staat (zie hieronder).
Uitgangspunten
Wanneer de verzekeringsarts geen zorgvuldig onderzoek gedaan heeft naar uw beperkingen en/of onvoldoende rekening heeft gehouden met die beperkingen omdat:
- er geen lichamelijke afwijkingen of psychische stoornissen gevonden zijn,
- of omdat whiplash (of ME of een andere ziekte) niet als ziekte erkend zou zijn,
- of omdat er geen diagnose te stellen zou zijn,
dan heeft hij zich duidelijk niet gehouden aan de uitgangspunten die in de richtlijn staan vermeld (zie onder andere de pagina's 6, 13 en 15 van de richtlijn).
Methode
In de richtlijn staat het volgende over de methode die de verzekeringsarts moet hanteren (pagina 11/12):
1. De verzekeringsarts moet vaststellen of er feitelijke stoornissen, beperkingen en handicaps bestaan.
Dit doet hij op grond van waarnemingen (horen, zien, voelen en ruiken).
2. Het startpunt voor zijn waarnemingen wordt gevormd door de beleving daarvan door de cliënt. De verzekeringsarts moet dus goed luisteren naar de klachten die de cliënt naar voren brengt met betrekking tot zijn gezondheid, tot het niet meer kunnen verrichten van bepaalde activiteiten en tot het niet meer kunnen vervullen van sociale rollen (zoals bijvoorbeeld in werk, verzorgingstaken, hobby's en sociale contacten).
3. De belangrijkste medische methode die de verzekeringsarts hierbij moet toepassen is het beoordelingsgesprek met de cliënt. (In de richtlijn wordt gesteld dat daaraan in de verzekeringsgeneeskunde bijzondere eisen gesteld worden. Op die eisen wordt echter niet verder ingegaan, evenmin als op eventuele andere toe te passen methoden. Een overzicht daarvan wordt in het vooruitzicht gesteld).
4. Het vaststellen of er sprake is van stoornissen, beperkingen en handicaps moet op objectieve wijze gebeuren. Aan de voorwaarde van objectiviteit wordt de volgende uitwerking gegeven:
a. De vaststelling van de verzekeringsarts moet toetsbaar zijn. Er moet dus een schriftelijke rapportage gemaakt worden, volgens het daarvoor geldende rapportageprotocol.
b. De vaststelling moet reproduceerbaar zijn. Dit betekent dat aannemelijk moet zijn dat gekwalificeerde beroepsgenoten dezelfde feiten zouden waarnemen en op grond daarvan tot dezelfde vaststelling gekomen zouden zijn. Emoties en vooroordelen van de verzekeringsarts moeten dus zoveel mogelijk uitgeschakeld worden.
c. De vaststelling moet consistent zijn. De verzekeringsarts moet de onderlinge samenhang van de claim en de klachten van de cliënt toetsen. Hij moet de samenhang hiervan met datgene wat hij verder bij zijn onderzoek waarneemt (hoort, ziet, voelt en ruikt) toetsen. En hij moet al deze waarnemingen vergelijken en aanvullen met waarnemingen van anderen, zoals bedrijfsartsen, werkgevers, behandelend artsen, (arbeids)deskundigen en collega's van de cliënt.
Objectiviteit hoeft dus niet te worden ontleend aan het vaststellen van een lichamelijke of psychische oorzaak van de klachten! De verzekeringsarts kan niet klakkeloos afgaan op het verhaal van de cliënt. Hij moet de aannemelijkheid van zijn waarnemingen op bovengenoemde wijze toetsen.
Eventuele inconsistenties kunnen worden weggenomen door nauwkeuriger onderzoek en door meer bronnen te raadplegen. Wanneer er een tegenspraak blijft tussen verschillende waarnemingen (bijvoorbeeld tussen het verhaal dat de cliënt vertelt en andere dingen die de verzekeringsarts heeft aangenomen) moet de cliënt in staat gesteld worden om zijn eigen verhaal of de andere waarnemingen van de verzekeringsarts toe te lichten of te corrigeren. Tenslotte concludeert de verzekeringsarts welke waarnemingen hij als feiten opvat.
5. De op deze wijze door de verzekeringsarts vastgestelde feiten moeten een logisch samenhangend geheel van relevante stoornissen, beperkingen en handicaps vormen en bovendien passen binnen de sociaal-medische kennis over het vóórkomen, de ernst, de verschijningsvormen en de uitingen van ziekte.
Whiplash, en bijvoorbeeld ook ME, worden geacht deel uit te maken van deze sociaal-medische kennis. Deze ziektes maken deel uit van de diagnosecodes voor bedrijfs- en verzekeringsartsen.
Wanneer in uw geval het oordeel van de verzekeringsarts op een andere wijze tot stand is gekomen dan hierboven omschreven, dan heeft de verzekeringsarts zich niet aan de richtlijn gehouden. U hoeft zich hier niet bij neer te leggen. U kunt dan, binnen de gestelde termijnen, een bezwaarschrift indienen. Daarnaast kunt u ook een klacht indienen.
Bovenstaande tekst is overgenomen uit een brochure van de
Stichting Steungroep ME en Arbeidsongeschiktheid.
Zie ook: http://www.whiplashstichting.nl/site/MAOC.html